Negentiende eeuwse stadsuitleg wordt rijksbeschermd stadsgezicht

De Nijmeegse negentiende eeuwse stadsuitleg, met delen van de wijken Centrum, Bottendaal, Galgenveld, Altrade en Hunnenberg, is door het rijk aangewezen als beschermd stadsgezicht. Het rijk kan beschermde stadsgezichten aanwijzen als ze van nationaal belang zijn op het gebied van stedenbouw, architectuur en cultuurhistorie. De status van rijksbeschermd stadsgezicht is een erkenning van de bijzondere ruimtelijke kwaliteiten van de negentiende-eeuwse stadstuitleg. Nergens in Nederland bestaat een negentiende-eeuwse stadsuitbreiding met een zo omvangrijk, compleet en gaaf beeld als in Nijmegen. Het gebied was al sinds 1990 gemeentelijk beschermd stadsbeeld.

De negentiende- (en vroeg twintigste) eeuwse schil rondom het centrum is de eerste grote stadsuitleg van Nijmegen. De stadsuitbreiding werd mogelijk na de opheffing van de vestingstatus in 1874. Nijmegen kon hierdoor eindelijk de vestingwerken ontmantelen en de stad uitbreiden. Dat was ook wel hard nodig, want de stad was binnen de vestingmuren behoorlijk vol. De nieuwe stadsuitbreiding was hoofdzakelijk voor woningbouw bestemd.

Het stedenbouwkundig plan bestond uit een aantal rondom de oude stad lopende zeer brede en ruim van groen voorziene singels, met zowel aan de zuid- als aan de oostzijde een groot, rond plein (het  Keizer Karel- en Keizer Traianusplein) en een park aan de westzijde (het Kronenburgerpark). Op het Keizer Karelplein kwamen behalve de beide singels nog twee boulevard-achtige wegen uit (huidige Van Schaeck Mathon- en Nassausingel) en twee belangrijke uitvalswegen ( de St. Annastraat en de Graafseweg). Tussen de hoofdwegen kwamen kleinere straten te liggen.

Aan de nieuw aangelegde wegen werden in relatief korte tijd diverse villa’s en vooral ook grote aantallen herenhuizen gebouwd. De grootste villa’s en herenhuizen stonden aan de belangrijkste singels. De kleinere straten hadden eenvoudigere huizen. In de smalste straten verrezen complexen boven- en benedenwoningen, die aan de straatzijde oogden als gewone herenhuizen. De bebouwing werd uitgevoerd in de toen gangbare stijlen, zoals de neo-renaissance, het eclecticisme en later ook in Jugendstil. Er was veel aandacht voor details, zoals trappen, deuren, veranda’s, serres, balkons, kroonlijsten en dakkapellen. Bebouwing op straathoeken kregen extra accenten in de vorm van bijvoorbeeld torentjes en erkers. Tot omstreeks 1915 was het verplicht de voortuinen door middel van een ijzeren hekwerk van minstens één meter hoog van de openbare weg af te scheiden. Later werden ook gemetselde muren of combinaties van metselwerk en ijzeren hekwerk toegepast.

Verspreid over het gebied werden terreinen gereserveerd voor de bouw van kerken, scholen, winkels en gebouwen met andere bijzondere functies. Groen speelde een belangrijke rol in de stadsuitleg. Niet alleen door de aanleg van parken en plantsoenen, maar ook door middel van laanbeplanting en de groene voortuinen. De inrichting van parken,  boulevards, wegen en plantsoenen  werd ontworpen door bekende tuinarchitecten.

Voor eigenaren van de panden betekent de aanwijzing tot beschermd stadsgezicht dat zij bij grote ingrepen aan hun pand, die zichtbaar zijn vanaf de openbare ruimte, een omgevingsvergunning moeten aanvragen. (Her)ontwikkelingen blijven dus mogelijk, maar het is wel van belang dat de beschermde kwaliteiten als uitgangspunt gelden. In een beschermd stadsgezicht moet gewoon gewoond en gewerkt kunnen worden.

Deel dit artikel

Amet id aliquet enim tempor amet lacus

Dolor lectus dui a odio. Faucibus viverra massa molestie nunc odio ut. Volutpat nunc euismod diam in lobortis.